Dezelfde betekenis (synoniemen)

1 aangaan, behoren, betamen, horen

Betekenis:

geschikt zijn; overeenkomen met een situatie of verwachting

Voorbeeld:

Deze baan lijkt bij haar te passen.

2 knopen, aaneensluiten, aansluiten, lassen, liëren, schakelen, verbinden, voegen

Betekenis:

twee of meer delen samenvoegen of verbinden

Voorbeeld:

Je moet de stukken goed in elkaar passen om de tafel in elkaar te zetten.

3 pasten_aan, paste_aan, sluiten, zitten

Betekenis:

kleding proberen om te zien of het de juiste maat heeft

Voorbeeld:

Bij het passen van de jas bleek hij een maat te groot te zijn.

4 laten_voorbijgaan, antedateren, vooraf_gaan, antecederen, precederen, voorafgaan

Betekenis:

een beurt of gelegenheid voorbij laten gaan

Voorbeeld:

Hij besloot te passen en speelde deze ronde niet mee.

5 conveniëren, schikken, treffen, uitkomen

Betekenis:

comfortabel en geschikt vinden

Voorbeeld:

Het tijdstip voor de afspraak moet voor beide partijen passen.

STORE 

BRON: Open Multi-Lingual WordNet, https://omwn.org/

Ziet u fouten in de woordenlijst? Of staan er ongewenste woorden tussen? Laat dan hier een bericht voor mij achter.